Ontgoocheling als ik de bedekking van de composthoop weghaal. De confrontatie met het onverteerde en droge materiaal drukt me met de neus op de harde feiten. De compostmeester in mij heeft gefaald. De parabel van de krekel en de mier knaagt ergens in het achterhoofd. Kruiwagens verse plantenresten en bergen grasmaaisel had ik moeten aanvoeren, opstapelen, natmaken, afdekken. Als een overijverige mier had ik het composteringsproces moeten monitoren met thermometer en peilstaaf in de aanslag.
Niet dus. Als een vadsige krekel lag ik afgelopen zomer af te koelen onder de notelaar, het zonlicht uit mijn ogen werend met een boek of krantenmagazine. Of ik riep het excuus in van een dringende schilderklus binnenshuis.
Het is allemaal de schuld van die dekselse klimaatopwarming, die veel te droge zomer van 2018. Het moet eind september geweest zijn toen ik de maaier nog eens van stal haalde en de composthoop kon omzetten met wat vers gras. Mijn perceeltjes, die liggen te snakken naar hun jaarlijkse compostgift, moet ik nu tevreden stellen met de restanten uit een oude wachthoop, vol met zaden van gras en onkruid. Wieden, hakken en schoffelen worden mijn deel in het komende tuinjaar.
Het snelst en makkelijkst gaat dat tussen rechte rijtjes. En dus zaai ik in amper een voormiddag tijd het perceel van de bladgewassen in. In met militaire precisie uitgezette voortjes zaai ik phacelia en warmoes, spinazie, peterselie en bieslook, koriander en kervel, snijsla en radijs. Noodgedwongen ga ik voor het strakke schema van afwisselend ‘wijkers’, bestemd voor snelle consumptie of groenbemesting, die na het oogsten ruimte vrij maken voor de ‘blijvers’, goed voor verse groente een zomer lang.
Het laatste rijtje wordt het kweekbed voor later uit te planten prei, koolrabi, kropsla, andijvie en palm-, spits- en spruitkool. Succesvol tuinieren, dat is plannen en vooruitzien, dicteert de mier in mij. Om het overzicht te bewaren installeer ik me aan een tafeltje in de deuropening van de tuinloods. Het bespaart me heen-en-weer geloop en vuile moddervoeten op het tuinterras. Met mijn zadencollectie en teeltwisselplan binnen handbereik, zie ik fluitend de drukste periode van het tuinjaar tegemoet. Weg krekel, leve de mier.
De laatste voederbiet en wat beurse appelen belanden in de voedertrog van de Mergellandschapen. Nog één weekje in de schrale winterwei, met een overgangsmenu van versgesneden winterpostelein, snijrogge en voederwikke, en nog voor Pasen verhuizen ze naar hun nieuwe weide met vers gras.
Op onze eigen menukaart verschijnen de eerste rabarbermoes en asperges. Eén van de kippen is aan het broeden gegaan. De erwten en tuinbonen zijn flink aan de groei. Een snijdende noordoostenwind jaagt me de serre in. Het is als landen op de tarmac van een zuiderse luchthaven als het bij ons nog putje winter is. Zaterdag doet Koning Winter een amechtige poging om zijn staart te roeren. Er dwarrelen sneeuwvlokjes uit de hemel, vermengd met de bloemblaadjes van de vroegste kersen. Het is een pover schampschot. In de vooravond verschijnt in het oosten een wassende maan, op naar de eerste volle maan van de lente.
Er breken zalige tijden aan in Zammelen.
De Tuinman van Agatha – 14 april 2019
コメント